Buiten een waterig zonnetje, de lichtval is anders in de herfst en drie paren mezen, twee kool- en een pimpelmezenpaar, dartelen kwetterend in de boompjes en struiken voor mijn raam. Kamikazemezen noem ik ze al jaren, omdat ze nog steeds niet door lijken te hebben dat een kat niet even onschuldig is als een tuinstoel of een struik. Tot nu toe gaat het goed. Het is een tafereeltje dat al jaren hoort bij het aanbreken van de herfst. Sommige dingen blijven wat ze waren. En veel ook niet…
Wonen in het centrum van de stad heeft veel voordelen en leuke kanten. Het bruist, je hebt alles op loopafstand, je hoeft nooit ‘de stad in’…. Een nadeel is, naast onmogelijk en kneiterduur parkeren, dat het nooit echt stil is. Zelfs niet op feestdagen de laatste jaren. Behalve zo’n zeven maanden geleden. Toen was het ineens totaal stil. Op straat en in het pand. Geen geluiden van de electrogigant onder mij, geen geuren van het Indische restaurantje en Jamie's Italian naast mij, geen geroezemoes van de straat, geen sirenes van de hulpdiensten. Het was bizar stil. Het ontbreken van uitlaatgassen en vliegverkeer maakte dat ook ineens de geur van platteland de stad in stroomde. Bij het opendoen van de schuifpui ’s morgens waande ik me in een dorp. Vogels, frisse lucht, stilte.
Inmiddels is Jamie failliet en heeft plaatsgemaakt voor een nieuwe Italiaan, de electrogigant heeft al maanden geen zes koopavonden in de week meer, maar verder leek het weer redelijk normaal. Het geroezemoes was weer terug, evenals de ambulances en brandweer- en politiesirenes, de terrassen zaten weer vol en alleen de mondkapjes in het straatbeeld en de verplichte mandjes of karretjes in winkels herinnerden aan de aanwezigheid van Madam Corona. De onheilspellende, ongenode gast die onze samenleving bezoekt en overhoop haalt en van plan lijkt voorlopig nog wel even te blijven.
Hier zittend, aan mijn eettafel, met de schuifpui open en het gekwetter van de mezen, voel ik weer die bizarre stilte van zeven maanden geleden. Het is anders, dat wel, maar de stilte is terug. Het is tegen het middaguur en ik heb nog geen sirene gehoord. Het geroezemoes is weer verstomd. Het is rustgevend en ongemakkelijk tegelijk.
Rustgevend was het werk allerminst. Jongens, wat hebben we weer een weken achter de rug. We hadden gehoopt en stiekem een beetje gerekend op weer wat normaler. Met die hoopvolle gedachte gingen we de zomervakantie in. Een aantal warme weken later hebben we de verwachtingen alweer bij moeten stellen en inmiddels wordt er weer thuisgewerkt en is steeds de hoofdvraag “hoe doen we dat digitaal?”
Met al dat werken achter beeldschermen en een haast vergroeide nek van het telefoneren - ik heb een hekel aan "oortjes" in mijn oren, is het heerlijk om met pen, potlood en papier bezig te zijn. Even in een andere bubbel. Een zelfgecreëerde bubbel.
Het zijn maar zeven maanden, maar het voelt – om met mijn Amerikaanse coach te spreken – like we’ve been here forever. Prettig en ongemakkelijk tegelijk. Ik heb mezelf deze maanden aangeleerd om beide maar volledig te omarmen. Me te wentelen in wat prettig is, te genieten van de rust die ik nu weer ervaar buiten, thuis, de fijne mensen om me heen te koesteren, de saamhorigheid, de teamspirit op het werk, het kleine. En mezelf tegelijkertijd maar toe te staan, dat het ongemak er ook is. De korte lontjes, de onzekerheid, het ontbreken van het kompas, de overall ‘houvasteloosheid’… een prachtig woord dat ik tegenkwam in een tijdschrift en ook maar ben gaan omarmen.
En dus schrijf ik. En ik teken en ik schilder. En ben altijd op zoek naar nieuw papier, notebookjes, pennen, potloden, spul. Recent kwam ik een potlood tegen, dat, zo zegt het verhaal, niet de eerste de besten als Hemingway en Steinbeck gebruikten om te schrijven. Die schreven met potlood, want het is, als je “onderweg-schrijver” bent, lastig met vulpen en inkt. Dat potlood werd al sinds de jaren ’30 niet meer gemaakt. En sinds april dit jaar weer wel. Ik houd van een goed verhaal, dus die moest ik hebben. Als het goed genoeg is voor Hemingway tenslotte, is het goed genoeg voor Hommes. Ik ontving de potloden in een mooi doosje en las tot mijn verrassing een klein mottootje op de potloden:
Half the pressure, twice the speed.
Daar hou ik zo van, van die kleine onverwachte momentjes waarop je een wijsheidje tegenkomt en denkt “ja, precies!” Een beter motto is er niet in tijden van houvasteloosheid. Sta jezelf toe minder hard te ‘duwen' en je gaat sneller/beter dan je dacht….
Comments